Hans in gesprek met… Joss en Karlijn
Vaak lezen we in de media over het falende systeem van jeugdzorg. Maar hoe zit dat achter de schermen? Hoe gaan medewerkers om met de uitdagingen van ons vak? In deze serie gaat Hans du Prie in gesprek met medewerkers van iHUB. Deze week vertellen gedragswetenschappers Joss en Karlijn over hun expertise en hun dilemma’s in JeugdzorgPlus ‘t Anker in Harreveld.
In het Gelderse Harreveld ligt ‘t Anker, een gesloten jeugdzorginstelling. Hier krijgen jongeren met gedragsproblemen specialistische hulp. Deze jongeren hebben vaak te maken met ernstige seksuele problematiek, een licht verstandelijke beperking, een psychiatrische crisis of kunnen om een andere reden niet in groepsverband worden behandeld.
Jongeren met suïcidale gedachten
Een van de uitdagingen van deze locatie is het behandelen van jongeren met suïcidale gedachten. “Vaak denkt de buitenwereld dat jongeren pas suïcidale gedachten krijgen zodra ze zijn opgenomen, maar deze jongeren zijn al veel eerder suïcidaal”, opent Hans het gesprek.
“Ja, dat klopt”, zegt Joss, senior gedragswetenschapper. “Jongeren die hier komen hebben complexe psychiatrische en gedragsproblemen die bij een andere instelling onvoldoende zijn behandeld. Ik denk soms wel eens: kunnen we als maatschappij accepteren dat er jongeren zijn met een doodswens. Mogen die er zijn?”
Doodswens erkennen
Ze denkt even na: “Ik vind dat we ons bewust moeten zijn dat er jongeren worstelen met deze gedachten. We moeten het daarover hebben. We mogen deze doodswens best erkennen. Als ik me verplaats in sommige jongeren, dan zou ik die suïcidale gedachten waarschijnlijk ook hebben. Wat voor perspectief heb je als je alleen op de wereld bent met zoveel trauma’s?”
Karlijn haakt daarop in: “Wat ik merk is dat de trauma’s van deze jongeren vaak niet of onvoldoende zijn behandeld. Ze zijn veel overgeplaatst van instelling naar instelling en hebben een gevoel van uitzichtloosheid. Ook worden ze niet meer gezien als jongere, want er staat suïcide in het dossier.”
Het doorplaatsen van kinderen is een heikel punt. Ook speelt het mee dat sommige instellingen bang zijn dat er een suïcide plaatsvindt onder hun toezicht, binnen hun muren. Hierdoor zijn sommige instellingen terughoudend met het behandelen en opnemen van suïcidale kinderen.
Niet bang voor suïcidale jongeren
Het lijkt erop alsof Joss en Karlijn niet bang zijn van kinderen met suïcidale gedachten. Karlijn bevestigt het vermoeden: “Wij gaan het gesprek met een jongere aan. Ook al heeft een kind een dik dossier, wij geven het vertrouwen en veiligheid. We zien een kind niet als zoveelste, maar als kind. We laten ons niet afschrikken.”
Joss: “En als er toch iets gebeurt met een jongere, dan kan ik me verantwoorden. Ik laat me niet regeren door angst. Maar het is wel belangrijk dat we met elkaar op professioneel niveau het gesprek blijven voeren. Dat we kritische vragen blijven stellen en goed nadenken.”
Joss vervolgt vurig: “De maatschappij moet wel beseffen dat hier kinderen komen die gedrag vertonen dat wij als maatschappij niet acceptabel vinden. Dat we betitelen als onveilig voor zichzelf en voor hun omgeving. Als je dat gedrag eraf laat, blijft er een kind over. Wij zien het kind als totaal en reageren niet alleen op het gedrag.”
Vanuit Harreveld terug naar het westen
Hans: “We willen een paviljoen verbouwen op onze jeugdzorglocatie voor kinderen tot 12 jaar. In dit paviljoen willen we studio’s bouwen voor jongeren uit Harreveld. Hier kunnen ze zelf op kamers wonen en gedeeltelijk op de groep verblijven met begeleider. Zo hoeven ze niet meteen terug naar hun omgeving, maar zo kunnen we hen wel meer perspectief bieden. Zou dat werken?”
Joss reageert eerlijk: “Ik geloof daar niet in. Misschien moet ik dat zo plat zeggen. De overstap is te groot. Het klinkt alsof we het kind moeten repareren en dan gaat hij terug. Zelfs vanuit een open groep is de overstap naar het westen te snel. In het westen is het drukker en zijn er meer prikkels. Ik denk dat het beter is om hier op ‘t Anker de jongeren te helpen vanuit een gezinsbehandeling. We hebben zo’n mooi aanbod om het systeem mee te nemen in onze behandelingen, laten we dat nou veel meer toepassen.”
We zijn geen eindstation!
Joss is dan ook enorm trots op het werk dat zij en haar collega’s doen in Harreveld. “We zijn supergoed in gedragsanalyse en probleemanalyse. We werken met een topteam aan een specialistisch zorgaanbod waaronder een methodiek voor gezinsbehandeling, seksueel grensoverschrijdend gedrag en voor ZIKOS. We willen het vertrouwen van het kind herstellen en het kind zo goed mogelijk te helpen. We worden vaak gezien als eindstation. Dat doet pijn! Welk perspectief geef je zo’n kind?!”
Het beeld dat kinderen vaak worden doorgeplaatst, beaamt ook Hans. “Een kind wordt vaak uit onmacht gesloten geplaatst. Eigenlijk zou je ‘t Anker in Harreveld als topkliniek moeten zien. Waar jullie met al jullie specialisme jongeren aan het begin van het traject goed kunnen behandelen.”
Problematiek aan voorkant behandelen
Hoewel Joss enorm veel plezier haalt uit haar werk, is ze wel kritisch. “Ik vind het te gek voor woorden dat wij als maatschappij onze kinderen hier zo neerzetten. We mogen in onze maatschappij best wat meer risico’s accepteren. Er zijn gewoon jongeren die onveilig gedrag vertonen, die suïcidale gedachten hebben. Wij doen ons best om deze kinderen hier zo goed mogelijk op te vangen, te begeleiden en te behandelen. Maar ze hebben complexe problemen. Ik zou graag zien dat we bepaalde problematiek meer aan de voorkant behandelen.”
Joss doelt op jongeren met hechtingsproblematiek of trauma’s. “Mijn specialisme is gehechtheid en trauma. Ik heb veel kinderen behandeld die daarna weer naar huis konden. Het zou een goede stap zijn als we aan de voorkant al een goede probleemanalyse uitvoeren. En meer samenwerken met andere organisaties, want waarom zou je alles alleen moeten doen?”
Eindelijk in beweging
Hans: “Het is inderdaad ontzettend ingewikkelde problematiek en we mogen zelfkritisch zijn. Onze instelling in Harreveld mag wat moderner. Maar ik ben ook ontzettend trots op wat we met elkaar doen. De jeugdzorg is eindelijk in beweging gekomen, en daar ben ik blij om.”