Terugdringen vrijheidsbeperkende maatregelen met veldnormen
25 april 2023 

Terugdringen vrijheidsbeperkende maatregelen met veldnormen

‘Behandeling is effectiever zonder dwang’ 

Geen afzonderingsruimtes meer, maar ‘chill-ruimtes’, niet meer standaard telefoons innemen en niet ‘als straf’ bezoek beperken als een jongere zich misdraagt. iHUB wil het aantal vrijheidsbeperkende maatregelen terugdringen in JeugdzorgPlus-instellingen. Hoe? Met veldnormen - officieel ‘Terugdringen vrijheidsbeperkende maatregelen’ genoemd. Het streven is dat de maatregelen per 1 juli nihil zijn. En dit geldt niet alleen voor iHUB, maar voor alle organisaties die JeugdzorgPlus aanbieden.

‘Doen we het nu niet goed dan?’ Volgens Sophie de Valk, projectleider Veldnormen bij iHUB, leek het woord ‘veldnormen’ in eerste instantie wat weerstand onder collega’s op te roepen. Omdat er weer iets móet. Maar: ‘Zodra het over de inhoud van de veldnormen gaat, blijkt eigenlijk dat iedereen hier goed achter kan staan. Het belang wordt echt onderstreept: ‘dit is de beweging die we willen maken.’

Betere behandeling
Het is namelijk zo dat hoe meer autonomie de jongeren krijgen, hoe effectiever de behandeling wordt. Sophie: ‘We willen de jongeren de ruimte geven die ze aankunnen en hen motiveren voor de behandeling. Uit onderzoek blijkt dat dwang niet motiverend werkt en dus niet goed is voor de behandeling.’

Vanuit kinderen zijn de vrijheidsbeperkende maatregelen vaak onbegrijpelijk, zo vindt Sophie. ‘Als kind op je meest eenzame crisismoment alleen gelaten worden terwijl er niemand meer is die je vertrouwt, dat kan traumatisch zijn.” Ook noemt Sophie het intimiderend voor een jongere als er een aantal volwassenen aan te pas moet komen om het kind in bedwang te houden. ‘Op langere termijn bestaat er een kans dat kinderen er een posttraumatische stressstoornis (PTTS) aan overhouden.’

Foto: Par-pa Fotografie

Sophie benadrukt dat het niet verkeerd is wat medewerkers hebben gedaan, omdat er soms geen alternatieven waren én omdat inzichten zijn veranderd. ‘De afgelopen tien jaar zijn er behoorlijke rapporten en onderzoeken geweest die tot een nieuwe visie hebben geleid. Het is iets van de laatste tijd dat we weten dat vrijheidsbeperkende maatregelen traumatisch kunnen zijn.’

Reden voor actie dus. Met de veldnormen worden de kinderen beter ondersteund in hun hulpvraag, zonder daarbij dwang te gebruiken. Dit is in lijn met de afspraak die bestuurders in 2018 maakten om er alles aan te doen om minder jongeren in de JeugdzorgPlus te plaatsen en op termijn helemaal te stoppen met gedwongen afzonderen binnen de JeugdzorgPlus.

Niet inzetten, tenzij…
Voor de doelgroep zijn vrijheidsbeperkende maatregelen soms nog nodig, maar met de veldvormen worden ze zo min mogelijk ingezet of onder andere condities. Sophie: ‘Laatst werd een medewerker door een jongere neergeslagen. De vraag kwam wat er in zo’n situatie moet gebeuren als er geen vrijheidsbeperkende maatregelen ingezet mogen worden. Natuurlijk handelen we als het onveilig is of in geval van nood. Dat mag nog steeds, maar wel altijd op maat en proportioneel.’

In totaal zijn er vijf veldnormen: preventie (1), uitvoering en toetsing tijdens uitvoeringen van maatregelen (2), reflectie en evaluatie (3), registratie van vrijheidsbeperkende maatregelen (4) en bestuurlijke organisatie en cultuur van team en organisatie (5). Een aantal van die veldnormen is al van kracht of kan op korte termijn ingezet worden, volgens Sophie. ‘Registratie is daar één van. Deze norm houdt in dat we eerst goed moeten meten voordat we goed kunnen sturen. Op dit moment hebben we slecht zicht op vrijheidsbeperkende maatregelen. We weten niet goed wanneer en waarom medewerkers ze inzetten.’

In de praktijk houdt deze norm in dat medewerkers na het inzetten van een vrijheidsbeperkende maatregel, dit op een formulier invullen. De hamvraag daarbij is: in welke situatie is het geweest en waarom is het niet gelukt om te de-escaleren? Vervolgens wordt er gereflecteerd.

Een andere norm die op korte termijn ingezet wordt, is veldnorm 2: uitvoering en toetsing. Deze wordt in de praktijk ook wel de ‘op maat en tenzij’- maatregel genoemd. Sophie: ‘Er zijn geen maatregelen, tenzij het toch nodig blijkt te zijn. Als het nodig is, moet het afgestemd zijn op de jongere. Subsidiariteit en proportionaliteit zijn hierbij uitgangspunten. Oftewel: is het echt nodig en kan het niet wat minder?’

Iets wat volgens Sophie nu erg leeft, zijn de telefoons die bij opname in een instelling worden ingenomen. ‘Jongeren hebben recht op vrije communicatie, dus dit gaat veranderen. Maar wat is in dit geval de ‘tenzij’? Waar houdt de opvoeding op en waar beginnen de vrijheidsbeperkende maatregelen? Hoe gaan we daarmee om?’

Sophie benoemt drie stappen die genomen kunnen worden om dat goed te bepalen. ‘We willen het zoveel mogelijk met de ouders afstemmen, hen in de opvoedrol zetten. Wat vinden zij dat hun kind aankan?’ Een tweede stap is het risico dat in kaart moet worden gebracht als een kind een telefoon krijgt en als derde wordt gekeken naar de (ontwikkelings)leeftijd van het kind. Wat is passend? Maar ook: ‘Wat doe je als iemand met zijn telefoon een filmpje in de JeugdzorgPlus-instelling maakt en het op Dumpert wordt geplaatst?’

Wandelen in plaats van de afzonderingsruimte 
Het zijn vragen waar de komende tijd een antwoord op gevonden moet worden op basis van praktijkervaringen. Dat geldt ook voor de training die medewerkers krijgen op het gebied van relationele veiligheid. ‘Hierdoor ontstaan waarschijnlijk minder snel escalaties en is er minder spanning tussen medewerkers en jongeren.’ Dreigt de boel toch te escaleren, dan kunnen er alternatieve interventies worden ingezet die passend zijn bij het kind zoals een rondje lopen of door bijvoorbeeld de jongere te laten bellen met zijn JIM (Jouw Ingebrachte Mentor).

Het evalueren van vrijheidsbeperkende maatregelen is een derde veldnorm die volgens Sophie snel inzetbaar is. ‘Iedere twee weken willen we kijken naar de vrijheidsbeperkende maatregelen die er zijn om te kijken of ze nog nodig zijn. Dit wordt met ouders, jongeren en de medewerkers besloten. Als een jongere na drie maanden nog niet zonder een vrijheidsbeperkende maatregel kan, wordt een onafhankelijke deskundige ingeschakeld om de maatregelen verder af te bouwen.’

Het terugdringen van de afzondering heeft al langere tijd de aandacht, vertelt Sophie. ‘Op veel locaties zijn er al geen afzonderingsruimtes meer. In het Anker zijn ze teruggebracht van acht naar vier en op Bergse Bos worden ze als chill-ruimtes’ gebruikt.’

Toch is het spannend of de deadline van 1 juli wordt behaald. ‘Er staat bijvoorbeeld in de veldnormen dat er geen plaatsingen meer zijn buiten kantoortijden, en dat er voor plaatsing altijd afstemming plaats vindt met jongere, ouders/verzorgers, de JeugdzorgPlus-instelling en de verwijzer. Om deze norm te kunnen behalen zullen iHUB en de jeugdbescherming nog meer met elkaar moeten gaan samenwerken. Zulke bewegingen vragen veel tijd.’ Maar: ‘Iedereen staat in de startblokken en is gemotiveerd de vrijheidsbeperkende maatregelen zoveel mogelijk terug te dringen.