‘Wij zetten het zoeklicht op leren en ontwikkelen van jongeren’

Onderwijs-regiodirecteur bij iHUB Martijn Zaal en voormalig zorg-regiodirecteur Inge Muis zijn heel duidelijk over de herinrichting van de gesloten jeugdzorg: werken aan de toekomst van jongeren en hun ouders kan alleen als je onderwijs en zorg gezamenlijk aanvliegt. Martijn Zaal: ‘We willen de expertise van de gesloten jeugdzorg behouden, maar we willen graag een nieuwe vorm.’ Inge Muis: ‘Onze focus is op leren en ontwikkelen. Zoveel mogelijk thuis. En anders gaat het om uithuisplaatsingen, niet om afzonderingen: een verblijf bij iHUB moet steeds meer een uitzondering zijn, alleen als het echt nodig is en zo kort mogelijk.’

‘De hele beweging van het integreren van onderwijs en zorg binnen iHUB is niet overnight tot stand gekomen’, aldus Martijn. ‘Als je kijkt naar de transitie van de jeugdzorg en naar de herinrichting van de gesloten jeugdzorg, gaat het vooral om voorkomen, veranderen en verbeteren van de JeugdzorgPlus.’

‘Daarbij werd onderwijs wel genoemd, maar is onvoldoende aangehaakt. De slag die iHUB nu wil maken, is het zoeklicht zetten op het maatschappelijk perspectief van kinderen en hun ouders. We willen gezinnen ondersteunen om ervoor te zorgen dat een jongere een eigen plekje kan creëren op basis van huisje, boompje, beestje. En dat doe je toch vooral door het afronden van een opleiding en het vinden van een baan.’

Focus op de toekomst
'De focus ligt dus straks niet meer op zorg, maar vooral op de toekomst van jongeren en hun ouders’, aldus Martijn. ‘We zien binnen iHUB veel mogelijkheden en kansen om dat in de praktijk vorm te geven. We hebben 28 scholen waar we kwetsbare kinderen helpen. En iHUB heeft een groot aandeel in het bieden van gespecialiseerde jeugdzorg. We pakken de verantwoordelijkheid om het anders in te richten dus ook met beide handen aan.’

Inge: ‘In de regio ZuidWest slaan bestuurders van gemeenten en jeugdbescherming de handen ineen met jeugdzorgaanbieders. In Noord-Holland wordt dit ook gedaan, met ‘Een thuis voor Noordje’. We zien binnen iHUB een versnelling ontstaan: we willen af van de traditionele gesloten jeugdzorg en we zetten in op veranderingen en alternatieven die aansluiten bij het plan ‘Best Passende zorg voor kwetsbare jongeren’ van de overheid.’

Martijn: ‘We willen de expertise van de gesloten jeugdzorg overeind houden maar in een andere vorm. Geen grootschalige instellingen waar kinderen opgesloten zitten maar kleinschalige woonomgevingen waarin jongeren beschermd kunnen worden indien nodig. We willen de kennis en kunde van onze medewerkers uit de gesloten jeugdzorg op een andere manier beschikbaar maken voor jongeren en gezinnen door ambulante ondersteuning in te zetten bij mensen thuis of op school.’

Kennis inzetten zonder gesloten deuren
Hoe ziet de toekomst eruit als jeugdhulp en onderwijs volledig geïntegreerd zijn? Martijn: ‘We willen toe naar een aantal locaties waar kinderen en gezinnen de hele dag bezig zijn met hun toekomst. Met leren en ontwikkelen, gecombineerd met wonen en zorg indien nodig. Waar we onze kennis inzetten zonder gesloten deuren, maar wel met een bed als het nodig is.’

Inge: ‘De gesloten plekken die nu nog nodig zijn voor kinderen die beschermd moeten worden, willen we anders inrichten. Kleinschalig en huiselijk. In een omgeving waar kinderen toegang hebben tot een rijke leeromgeving. Zo is het idee van de Campus in Alphen aan den Rijn ontstaan.’

Martijn: ‘Denk aan een terrein waar je tijdelijk kunt wonen, leren en je vrije tijd doorbrengt. Een plek waar talentontwikkeling centraal staat. Zo’n naam straalt ook iets heel anders uit dan het woord ‘jeugdzorginstelling’. Bij een Campus denk je als eerste aan leren. Aan energie die nodig is om tot ontwikkeling te komen. Leren staat centraal, maar je kunt er wonen als dat nodig is.’

Therapie geen doel maar een middel
Zo’n doorontwikkeling van de klassieke vorm van jeugdzorg en onderwijs naar een nieuw model vraagt nogal wat. Niet alleen fysiek op locatie, maar ook mentaal van professionals. ‘In deze nieuwe vorm coachen we de kinderen in de vorm van een leer- en ontwikkelprogramma. Dan is bijvoorbeeld traumatherapie geen doel meer, maar een middel om te werken aan je toekomst. Het hele idee dient veel meer een maatschappelijk doel’, licht Martijn toe.

Inge vult aan: ‘Uiteraard kunnen wij dit wel als visie hebben, maar deze visie moet wel worden gedeeld. Op dit moment vragen verwijzers nog vaak om een bed op een gesloten jeugdzorglocatie. Er is jarenlang van hen verlangd dat als uitgangspunt te nemen. In gezamenlijke gesprekken constateren wij dat op die wijze veiligheid prevaleert boven leren en ontwikkelen. Er is nú crisis en er is geen andere oplossing, dus er moet een bed komen. Dat is echt een heel andere benadering, die we in gezamenlijkheid proberen om te buigen.’

‘Tegelijkertijd is dit ook een signaal’, weet Inge. ‘We willen met de Inspectie, met de jeugdbescherming en alle andere stakeholders in gesprek om dit soort hobbels met elkaar weg te nemen. Het gaat om een veel grotere vraag: hoe ga je om met kinderen? Wat is veiligheid? We willen geen kinderen meer achter tralies, geen hoge hekken, dichte deuren. Maar als je het bekijkt vanuit een verwijzer zegt zo’n iemand: we sturen het kind niet voor niets naar de gesloten jeugdzorg. Wij zijn eindverantwoordelijk, er is crisis, dat kind moet uit huis: gesloten.’

Zorgen voor veiligheid
Martijn: ‘De maatschappelijke vraag om te stoppen met gesloten jeugdzorg richt zich nu vooral op gesloten jeugdzorg aanbieders. Dat vind ik te nauw. Als we stoppen met kinderen opsluiten, is de onmacht en de onveiligheid niet opgelost. Tot nu toe dachten we dat gesloten instellingen de oplossing waren, omdat we dan minder risico lopen met elkaar. Maar wat we ook zien is dat als de muren weg zijn, het gevaar gewoon terugkomt.’

Een oplossing om de beweging naar minder geslotenheid met alle partijen te creëren, is volgens Inge en Martijn veel aandacht besteden aan het voorveld. Inge: ‘Gesloten jeugdzorg wordt gezien als laatste station: als je het niet meer weet, wordt er gekozen voor gesloten zorg. We willen die hele route ombuigen en onze kennis van gesloten jeugdzorg en speciaal onderwijs naar voren brengen in het proces. Dus niet wachten totdat de boel klapt, maar aan het begin van de hulpvraag al kinderen en gezinnen helpen.’

‘Dit betekent flink investeren door hulpverleners en jeugdbeschermers die als eerste te maken krijgen met een gezin, te helpen op casuïstiek niveau. Je zou meteen professionals uit de gesloten jeugdzorg kunnen benutten om mee te denken: hoe kunnen we het probleem dat dit gezin heeft met elkaar anders oplossen?’

Tijd voor een nieuwe beweging
Martijn: ‘Om met elkaar die beweging en verandering in het voorveld op gang te brengen, samen te investeren met partnerorganisaties, verwijzers, Inspectie en gemeenten, is ruim vier jaar nodig. Daar komen vragen bij als: hoe dragen we met elkaar de risico’s? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we het kind thuishouden met alle huidige problemen? Verandering heeft tijd nodig. Als we dat niet erkennen en we doen het half-half, dan verlies je vertrouwen’

Inge: ‘Er zijn best wat uitdagingen. Zoals de gescheiden financiële kaders tussen zorg en onderwijs. Die geldstromen moeten beter op elkaar worden afgestemd, of worden samengebracht in één budget. Dan heb je straks geen toelaatbaarheidsverklaring meer, maar kun je een onderwijs-zorgteam bouwen. We zijn in gesprek met de Inspecties van Gezondheidszorg en Onderwijs, om te borgen dat hun uitgangspunten aansluiten bij de nieuwe situatie die wij willen neerzetten.’

Uitdagingen
Martijn: ‘De afbouw van gesloten jeugdzorg moet je samen doen met onderwijs. Op dit moment vallen leerlingen die in een gesloten jeugdzorginstelling zitten niet onder de verantwoordelijkheid van een samenwerkingsverband. Zij hebben geen zorgplicht voor deze kinderen. Het gaat er dus om dat we de kinderen die tijdelijk jeugdhulp nodig hebben, ingeschreven houden op de school van herkomst. Als er namelijk geen perspectief is na een tijdelijk verblijf binnen de jeugdzorg, dan vervalt het kind vaak in oud gedrag en zijn we terug bij af.’

Inge: ‘En de praktijk met machtigingen voor gesloten jeugdzorg zit ons sowieso in de weg. Een gesloten machtiging is nu een ticket naar een voorziening waar jeugdhulp, ggz en school samen worden aangeboden. Achter gesloten deuren. Als we alternatieven inzetten, zoeken we juist meer de openheid. Kiezen we voor relationele veiligheid. Niet altijd die deur op slot, maar dat verwachten verwijzers wel bij een machtiging gesloten jeugdzorg. Als we kinderen thuis willen helpen met het ambulante team, moet er een voorlopige machtiging worden afgegeven. Dat werpt weer een drempel op. Het zijn allemaal hobbels die we moeten nemen om deze beweging door te zetten.’

Start van de beweging
Martijn: ‘Op dit moment zijn onderwijs en zorg twee verschillende werelden. Extern, maar ook intern. We willen naar een gezamenlijke verantwoordelijkheid toe, waarbij je start vanuit verschillende vertrekpunten. Een zorgmedewerker is nu gewend om de groep te draaien met alles wat daarbij hoort, zoals mentorgesprekken of begeleid wonen. Een leraar is vooral bezig met les geven. Wij denken dat een Campus-aanpak vraagt om een andere mindset. Dat betekent dat medewerkers straks vanuit zowel zorg- als onderwijsperspectief werken. Het werk wordt echt anders en dat is niet eenvoudig.’

Inge: ‘Het betekent dat je als professional de ene keer voorrang geeft aan zorg, omdat het kind tijd en aandacht nodig heeft en niet openstaat voor leren. Dan zet je in op de behandeling. Terwijl het andere kind juist veel meer geholpen is door eerst examens te maken om zo een diploma te halen.’

Samen bouwen
Inge: ‘We betrekken veel verschillende partijen bij deze beweging. We hebben in bestuurlijke overleggen in de regio’s goede contacten met wethouders, waarbij we dit idee al hebben laten vallen. Het start bij het schetsen van de visie en nu komt het meest uitdagende stuk: hoe gaan we het met al die verschillende partijen werkelijkheid maken? Ik merk wel in al die overleggen dat er veel wordt gezegd: dit is precies wat we willen. Wanneer start je in onze regio?”

Martijn: ‘We willen een gezamenlijk verhaal met die gezamenlijke stip op de horizon. Dat kunnen we niet alleen. Dat doen we met al onze stakeholders: medewerkers, jongeren en ouders. Maar we hebben hier ook de medewerkers van de ondersteunende diensten nodig, zoals ICT of HR. We hebben een uitdaging die we met elkaar willen uitvogelen. Laten we dit samen bouwen, in plaats van mensen achteraf meenemen.’