All inclusive. Dat kan dus ook met onderwijs.
01 maart 2024 

All inclusive. Dat kan dus ook met onderwijs.

Inclusief onderwijs. Bezoek een onderwijsconferentie en het thema ‘inclusie’ staat geheid op het programma. In samenwerkingsverbanden, besturen en scholen komt de route naar inclusie in 2035 steeds vaker ter sprake. En dan is het nu de Week van Inclusief Onderwijs.
Waar gaat het nu precies over?

In dit artikel verkennen we de (taal)basis: wat betekent inclusie en waarom krijgt inclusie de laatste tijd veel aandacht? Hoe verhoudt ‘inclusiviteit’ zich tot bijvoorbeeld ‘diversiteit’? En hoe zit het ook alweer met het verschil tussen passend onderwijs en inclusief onderwijs?

Van Dale over ‘inclusief’
We beginnen op internet. In de gratis versie van Van Dale typen we ‘inclusief’ in. Dat levert het volgende niet-erg-bemoedigende resultaat op:

Geen resultaat voor 'inclusief'
Het woord is verkeerd gespeld of het staat niet in het gratis woordenboek. Meer woorden en mogelijkheden? Neem een abonnement. 


En daarmee geeft ‘Van Dale-gratis’ ons onsympathiek meteen een deel van het antwoord. Denkend aan die all inclusive vakantie, moet ‘inclusief’ namelijk zoiets betekenen als ‘alles voor iedereen’. Dus kennis die alleen beschikbaar is voor een specifieke groep, bijvoorbeeld voor de groep woordenzoekers die een abonnement neemt, is niet inclusief.

Nog een keer dan maar. We zoeken nu op ‘inclusie’, zonder f. Dat mag zonder abonnement:

in·clu·sie (de; v)1 het ingesloten zijn 2 toestand dat iedereen gelijke rechten en plichten heeft en volwaardig kan deelnemen aan het maatschappelijk leven

‘Volwaardig’ is dan volgens Van Dale:

vol·waar·dig (bijvoeglijk naamwoord) 1 waaraan niets ontbreekt: volwaardig voedsel

Plakken we deze opbrengsten op de onderwijscontext, dan gaat inclusief onderwijs dus over een ‘onderwijstoestand’ waarin iedereen gelijke rechten en plichten heeft en waarin aanwezig is wat nodig is om deel te nemen. 

Systeem waarvan de bouwtekening niet klopt
En daar wringt voor steeds meer mensen de schoen: het Nederlandse onderwijssysteem, gebouwd als duaal systeem waarin ‘regulier’ en ‘gespecialiseerd’ gescheiden zijn, biedt veel keuzes en kansen… Maar die kansen zijn niet voor iedereen gelijk. Zowel met het reguliere als met het speciale abonnement is niet voor elke leerling alles aanwezig wat nodig is.

Leerlingen in de reguliere setting die meer ondersteuning nodig hebben dan de school kan bieden, moeten van school of worden binnen de school in gescheiden trajecten opgevangen.
Leerlingen in de gespecialiseerde setting krijgen ondersteuning, maar hebben niet de keuzes en kansen die leerlingen in het reguliere onderwijs krijgen. Zij kunnen vaak niet naar de buurtschool, niet op de fiets met vrienden en zij kunnen niet de school of het programma kiezen dat het beste past bij hun voorkeuren en talenten.

In beide contexten zijn professionals elke dag bezig het best mogelijke onderwijs te verzorgen, maar zij doen dat in een systeem waarvan de bouwtekening niet klopt. Het systeem scheidt scholen en - erger nog - groepen leerlingen.

Een risico is dat het kind of de jongere met een bepaalde ondersteuningsbehoefte, door die systeemscheidingen, steeds meer ‘samenvalt’ met bepaalde kenmerken. Het kind dat moeite heeft met concentratie, met bewegen of emotieregulatie, is echter duizend kenmerken méér, zoals elk mens een unieke verzameling van duizend kenmerken is.

Verschillen moeten keuzes en kansen in deelname niet beperken
We hebben het dan over diversiteit. Van-Dale-gratis zegt:


di·ver·si·teit (de; v) 1 verscheidenheid, variatie


Inclusie zegt ons hoe om te gaan met diversiteit: verschillen moeten keuzes en kansen in deelname niet beperken.

In die context kunnen we ook het verschil tussen passend onderwijs en inclusief onderwijs duiden:
Passend onderwijs
is onderwijs dat passend is gemaakt voor een leerling met een bepaalde ondersteuningsbehoefte. Dat is zeker fijner dan niet-passend onderwijs, want er is aandacht voor wat er nodig is om tot leren en participeren te komen.
Inclusief onderwijs
is onderwijs dat iedereen past en gaat niet over aanpassingen voor leerlingen met specifieke behoeften, maar over aanpassingen in de onderwijsomgeving die ervoor zorgen dat iedereen in die omgeving daar vindt wat nodig is. Dat is een essentieel verschil.

Een vaardigheid om steeds beter in te worden
In inclusief onderwijs worden verschillen erkend om de omgeving breder, flexibeler en passender te maken voor iedereen, ook voor de leerlingen wiens ondersteuningsbehoeften nog niet waren opgevallen. Die focus, op het rijk inrichten van de leeromgeving, komt ook terug in de definitie die Booth & Ainscow geven van inclusie in hun prachtige ‘Index for inclusion’ (2002): het vermogen van een organisatie om met diversiteit om te gaan. Een vaardigheid dus, waarin je steeds beter kunt worden: inclusie als proces.

In deze Week van Inclusief Onderwijs (en daarna!) roepen we je op om zelf én samen stil te staan bij de vraag: waar sta jij in het proces van inclusie?

Dit artikel is geschreven door Arnoud Compaan en Annegien Simis.
Arnoud en Annegien werken samen met projectteammedewerkers van alle Altra Colleges (onderdeel van iHub Onderwijs regio Noord) in projectteam ‘Op weg naar inclusie: nieuwe keuzes, gelijke kansen’. Arnoud werkt als mentor, docent wiskunde/natuur-/scheikunde en intern projectleider transitie onderbouw op Altra College Centrum. Annegien is bovenschools projectleider.