Wat is de relatie tussen veerkracht en hulpbronnen?

Wat is de relatie tussen veerkracht en hulpbronnen?

Het gebruikmaken van je eigen krachten, je contacten met andere mensen en hulpbronnen in de omgeving om goed om te kunnen gaan met tegenvallers in het leven, noemen we veerkracht. Veerkracht zie je bij mensen van alle leeftijden: kinderen, jongeren, volwassenen en ouderen. Tegenvallers kun je hebben bij het wonen, school of werk, maar ook in de vrije tijd en bij social media-gebruik. Het doel van veerkracht is mee te blijven doen in de maatschappij, niet om problemen weg te nemen.

Gebruik maken van hulpbronnen kan mensen helpen bij tegenslag en draagt bij aan veerkracht. We bespreken de relatie tussen hulpbronnen en veerkracht met medewerkers Sharon en George, ervaringsdeskundige Jikke en ouder Jeannette. Van buiten iHUB geeft lichaamsgericht therapeut Marieke haar visie op het onderwerp.

Hulpbronnen maken veerkrachtiger
Het inzetten van hulpbronnen kan mensen veerkrachtiger maken. Hulpbronnen bestaan op drie niveaus: de eigen persoonskenmerken en competenties, het persoonlijke en sociale netwerk en de context van de leefomgeving met voorzieningen en instanties. Deze in- en externe factoren hebben invloed op elkaar. Persoonskenmerken bepalen bijvoorbeeld mede het vermogen om een sociaal netwerk te onderhouden en adequaat om te kunnen gaan met de (leef)omgeving.

Er is dus niet één hulpbron die altijd werkt. Het gaat om het vinden van de balans en wat werkt bij een persoon in een bepaalde situatie. Ieder mens reageert ook anders op eenzelfde nare gebeurtenis, omdat ieder mens andere hulpbronnen en omstandigheden heeft.

Ouder Jeannette legt uit dat goede hulp voor haar begint met goed luisteren, zonder vooroordelen of aannames: “Ik laat me snel bekritiseren en ik denk snel dat ik het verkeerd doe. En als je bepaalde situaties niet handig aanpakt en iemand legt daar de nadruk op, dan kun je je heel klein voelen. Niet afkeuren en geen oordeel geven, dat is voor mij heel belangrijk. Als ouder ben je daar heel gevoelig voor, ik tenminste wel.”

De hulpbronnen in jezelf
Op individueel niveau heeft ieder persoon eigen, interne hulpbronnen in de vorm van competenties en persoonskenmerken: de kracht in jezelf. Therapeut Marieke noemt ook het lichaam zelf als innerlijke hulpbron. “Er zit zoveel wijsheid in je lichaam, het geeft eigenlijk alles aan. Als je te veel hooi op je vork neemt, dan gaat er iets vastzitten.” Ze legt uit dat er fysieke processen op gang komen als mensen over je grenzen gaan of als je zelf over je grenzen gaat. “Als je leert om die veranderingen in je lijf op te merken, dan kun je daarnaar gaan leven. Dan is het lichaam een fantastische hulpbron. Yoga kan ondersteunend zijn om de beweging naar binnen te maken en ruimte in jezelf te creëren waar het veilig is. Ook al is het heel onrustig daar, je leert om ook de pareltjes op te merken.”

Voor ervaringsdeskundige Jikke is vertrouwen in zichzelf een belangrijke interne hulpbron, het geloof dat je het zelf kunt. Ze heeft dat vertrouwen ontwikkeld door mensen die dat naar haar uitspraken, maar ze is het ook gaan trainen: “Ik val en ik sta weer op. Zo leer je ook competenties. Het is niet iets dat je even uit de lucht plukt en dan opeens kan, je moet het blijven oefenen. Ik ben bijvoorbeeld briefjes op mijn kamer gaan hangen met: ‘ik kan het aan’ en ‘ik mag vallen, maar kan ook weer opstaan’. Die gedachten ben ik me eigen gaan maken. Deels was het fake it until you feel it. En als er een keer wat misgaat, dan is het nou eenmaal zo en weet ik dat ik het weer kan oplossen.”

Hulpbronnen in de omgeving
Persoonlijke en sociale netwerken en de leefomgeving zijn externe hulpbronnen. Daarbij horen ook alle publieke instanties, de zorgvoorzieningen rondom een persoon en alle betrokken hulpverleners. Toegang tot deze externe hulpbronnen beïnvloedt de veerkracht.

Dat een stimulerende omgeving ertoe doet, herkent Jikke. Ze vertelt dat een veilige plek met mensen die je helpen om je te ontwikkelen echt het verschil kan maken: “Voor mij was het een hulpverlener die zei dat ze er gewoon voor me was, dat ze vertrouwen in me had. Dat had nog nooit iemand tegen me gezegd. Dat maakte dat ik uiteindelijk de knop om kon zetten.”

Volgens gedragswetenschapper George ontbreekt het bij de jongeren in de jeugdzorg meestal niet aan interne kracht en motivatie, maar zijn er vaak geen of weinig steunende omgevingsbronnen. “Door toedoen van hun omgeving hebben ze vaak juist verschrikkelijke dingen meegemaakt. Een netwerk, een sportclub, een baantje, een ouder of een tante die eens een complimentje maakt... Dingen in je omgeving die je helpen om vooruit te komen, hebben ze meestal niet. Ze moeten het dus vooral uit zichzelf halen en zelf aan de slag met alle problematiek waar ze in zitten. De omgeving hobbelt er een beetje achteraan.”

George pleit ervoor om die omgeving sterker te maken door ervoor te zorgen dat de hulpbronnen er wel komen in de vorm van een pleeggezin of een sportclub. “Maar dat is ontzettend lastig. Wij geven veel liefde en aandacht, maar je houdt toch de rol van hulpverlener en jongere. Iemand uit het directe netwerk is heel erg steunend.” Dat sluit helemaal aan op de JIM-mindset, waarbij hulpverlening gebruik maakt van vertrouwensfiguren die er al zijn in het leven van de jongere.

Het stimuleren van externe hulpbronnen doet gedragswetenschapper Sharon door veel te netwerken: “Ik denk vaak: ‘O, ik ken nog wel iemand’. Wij bestellen bijvoorbeeld alle boodschappen bij de Jumbo en als we dan een baantje zoeken voor een jongere, kloppen we bij ze aan. Soms is het lastig en soms lukt het. Mijn eigen hulpbronnen zijn mijn collega’s en bijvoorbeeld ook ouders die een extra kind opnemen met kerst. Mensen die onbaatzuchtig iets voor de kinderen doen. Maar ook de kinderen zelf maken me veerkrachtig. Ik kan soms met iets kleins zitten, maar dan zie ik een kind dat heel veel heeft meegemaakt een examen halen. Die onvermoeibare drive om door te gaan, geeft mij ook weer energie.”

Samenhang en verbinding
Hulpbronnen staan niet op zichzelf en Jikke realiseert zich dat het een systeem is: “Ik denk dat ieder individu zich kan ontwikkelen, als andere personen in hun omgeving zich ook ontwikkelen. Een hulpverlener doet het ook niet alleen, die heeft ook zijn hulpbronnen nodig. Die hulpverlener die voor mij het verschil maakte, kon dat echt niet zonder de support van haar team – dat was haar hulpbron.”

Ook George ziet het belang van de samenhang tussen verschillende hulpbronnen. Hij zoekt eerst naar de interne bronnen die iemand heeft en vult dat aan met externe bronnen. “Het lijkt vanuit de dossiers soms erg heftig. Dan vraag je je af: Wat moeten we hiermee? Maar als je zo’n meisje dan op de groep ziet, zie je een heel veerkrachtig persoon die zegt: ‘Ik wil nog dit en ik wil nog dat’. Verkijk je niet op die interne bronnen, er zijn veel meer krachten dan wat je leest in het dossier. Ze leeft nog. Ze lacht nog. Ze wil nog met ons in gesprek. Dus kijk ook vooral naar die kwaliteiten. Naar die weerbaarheid.”

Veiligheid kan voelen als een hulpbron, maar is volgens Marieke een noodzaak – een voorwaarde – om hulp te kunnen geven. “Als hulpverlener moet ik zorgen dat ik zelf gereguleerd ben voor ik een sessie in ga. Als facilitator van een yogagroep is het essentieel om dat te doen, want dan kunnen deelnemers rust, veiligheid en verbinding ervaren.”

Adviezen voor de dagelijkse praktijk
Hulpbronnen zijn een bouwsteen voor veerkracht, dat wordt door alle geïnterviewden bevestigd. Welke praktische aanbevelingen hebben ze om hulpbronnen binnen jeugdzorg te activeren en stimuleren?

George zou graag zien dat er meer ruimte komt om omgevingsfactoren sterker te maken. “Het gaat uiteindelijk vaak om meer financiën en meer personeel, of meer vrijheid daarin. Ouders krijgen eens per week een uur een gezinsbegeleider, dat is erg weinig. Onze mentoren willen graag een keer in de week mee naar de ouders om een gesprek te voeren, maar dat lukt niet met de bezetting die er is.

Het is vaak te druk op de groep. Een ander idee is om een commitment aan te gaan met sportclubs. Het is nu steeds harken en zoeken of we ergens iets of iemand kunnen vinden om een kind nog een kans te bieden.”

Jeannette geeft als tip om nieuw personeel goed te screenen op vaardigheden die iemand een betrouwbare hulpbron maken: “Kijk wat minder naar diploma’s en maar meer naar de persoon.” Behouden wat goed is, is het advies van Sharon: “Kijk naar wat al gezond is en bouw daar omheen. Contact met ouders of bijvoorbeeld ieder weekend naar opa en oma. Of faciliteer dat grootouders langskomen als ze dat zelf niet meer kunnen. Als je dat ook nog wegtrekt, moet een kind overal opnieuw beginnen.”

Jeugdzorg als katalysator
In de jeugdzorg wordt het steeds belangrijker om naast de jongere en naast het gezin te staan. Daarmee zou je de jeugdzorg kunnen zien als een katalysator die de eigen beweging en ontwikkeling van de jongere en het gezin stimuleert en versnelt. Die katalysatorwerking in de jeugdzorg zien we terug in materialen en hulpbronnen die jongeren helpen om veerkrachtig te worden, zoals bijvoorbeeld de moestuin om in te werken. Of een tweedehands servies, om kapot te kunnen gooien als je je ergens op af moet reageren. Maar ook het welkomstpakket om jongeren zich snel thuis te laten voelen in de jeugdzorg, hoe raar dat ‘welkom’ voor sommigen misschien ook klinkt.

Gebruik maken van hulpbronnen kan mensen helpen bij tegenslag en draagt bij aan veerkracht, daar begonnen we dit verhaal mee. Een belangrijke les is dat dit niet alleen geldt voor de jongere en het gezin. Juist ook voor de mensen om hen heen is het belangrijk om hulpbronnen te herkennen en in te zetten. “In de scheikunde is een katalysator een stof die een reactie aanzienlijk versnelt.”