'Het besef dat zorg en onderwijs één zijn, moet landen op alle niveaus'
07 februari 2022 

'Het besef dat zorg en onderwijs één zijn, moet landen op alle niveaus'

‘Maak onderwijs leidend in de jeugdzorg en zet zoveel mogelijk in op extra begeleiding op de eigen school.’ Dat is de kern van de boodschap die Sanne Pronk zowel binnen als buiten de organisatie met verve verspreidt. Al tien jaar werkt ze als onderzoeker en programmamanager bij Altra/iHUB. Wat is er nodig om het eindelijk écht anders te gaan doen? En waar liggen de grootste zorgen? 'De kansenongelijkheid op speciale scholen en in speciale voorzieningen is nu te groot.'


Je doet al jaren onderzoek naar onderwijs-zorg combinaties. Wat is jou het meest opgevallen?
'Mijn promotieonderzoek richt zich op School2Care Amsterdam, een initiatief waarin school, jeugdhulp en ggz-begeleiding samenkomen. We hebben gekeken naar de problematiek van deze jongeren en naar hun school- en hulpverleningsloopbaan. Wat ik het meest schokkend vond, was dat eenderde van deze jongeren al op zes andere scholen had gezeten en nog eens de helft op vier of vijf. Een extreem geval was iemand die op twaalf verschillende scholen had gezeten!

Je kunt je voorstellen dat dat extreem veel doet met kinderen. Qua onderwijsachterstanden maar ook qua motivatie, vertrouwen in jezelf en vertrouwen in anderen. De meesten werden voor een lager onderwijsniveau aangemeld dan ze op de basisschool hadden meegekregen. Dat is schrijnend, want ooit is er dus wel degelijk de verwachting geweest dat ze méér zouden aankunnen.'

Wat is de oorzaak van die stagnatie?
'Die ligt vaak in gedragsproblemen die jongeren hebben. Maar dat heeft vaak te maken met bredere problemen die spelen in het gezin. 90 procent van de kinderen woont bijvoorbeeld niet meer bij beide ouders, de helft heeft met één of beide ouders geen contact, een derde woont helemaal niet bij de eigen ouders. 80 procent van de ouders kampt zelf ook met psychische of psychiatrische problematiek. En de helft heeft financiële problemen of problemen rondom huisvesting.

Het gevolg van deze (gedrags)problemen is dat jongeren vaak blijven zitten, op een lager niveau terechtkomen of zelfs van school moeten wisselen. Het gevolg dáárvan is dat ze op een gegeven moment hun motivatie verliezen. Dat vertellen de jongeren ook, dat zij zich niet meer uitgedaagd of gemotiveerd voelen. Zo kom je in een vicieuze cirkel terecht. Want iemand die niet gemotiveerd is, gaat het niet goed doen op school.’

Je pleit voor meer integratie van zorg en onderwijs. Maar is het gezien de gedragsproblemen van jongeren niet logisch dat jeugdzorg zich vooral richt op de behandelen dáárvan?
 
'Ja, natuurlijk. Als een jongere niet meekomt op school vanwege bepaalde problemen, dan heb je jeugdzorg heel hard nodig. Maar mijn punt is dat omgekeerd hetzelfde geldt: jeugdzorg kan ook niet zonder onderwijs. Want als het misloopt op school en een jongere thuis komt te zitten, worden de problemen alleen maar erger en de oplossing een stuk lastiger. Uiteindelijk wil je jongeren ook begeleiden naar een zelfstandig bestaan en onderwijs en werk zijn daarin onmisbaar.’

Je vindt dat onderwijs een grotere rol moet gaan spelen.
'Ja. Ik denk dat we veel effectiever kunnen zijn als we onderwijs leidend laten zijn en we de hulpverlening en ggz-behandeling daarin integraal verweven. Dat je, zoals bij School2Care, niet naar een behandelplek gaat, maar naar een school. Een school waar je 'gewone' lessen volgt maar ook workshops en gedragslessen en je op die manier de ggz-behandeling verweeft in het lesprogramma.

De drempel om aan een behandeling deel te nemen is dan veel lager. Bovendien kunnen jongeren wat ze in de behandeling leren direct toepassen in de dagelijkse praktijk. En het doet wat met je motivatie: je kunt tegen je vrienden zeggen dat je naar school gaat, het ís ook een echte school. Dat gevoel alleen al is super belangrijk.'

In de presentatie die je gaf had je het over de kansenongelijkheid van leerlingen in speciale voorzieningen. Waaruit bestaat die ongelijkheid precies?
'Speciaal onderwijs en met name speciale voorzieningen zijn vaak kleinschaliger dan regulier onderwijs. Dat is waar we de laatste jaren vanuit jeugdzorg ook sterk op inzetten, omdat we uit onderzoek weten dat kleinschaligheid belangrijke voordelen kent. Dat is soms een voordeel, maar voor onderwijs betekent op dit moment minder jongeren ook minder financiële middelen. Daardoor kun je minder docenten aantrekken en een minder divers aanbod bieden.

Een jongere kan daardoor niet altijd opgeleid worden op zijn eigen niveau, of de vakken volgen waar zijn interesse en talenten liggen. Dat kan weer leiden tot een gebrek aan motivatie, onderprestatie en meer kans op achterstanden of schooluitval.

En dan zien we ook nog dat reguliere scholen het vaak moeilijk vinden om jongeren na een opname terug te nemen. Of jongeren of ouders willen zelf niet terug. En vervolgopleidingen kunnen ook terughoudend zijn in het aannemen van leerlingen die van een speciale school komen. In het ergste geval stromen jongeren na een tijdelijk programma zonder onderwijs of werk uit.'

Waar ligt volgens jou dan de oplossing: bij het versterken van dit soort speciale voorzieningen, of door jongeren zo veel als mogelijk op de eigen school te houden?
'Ik denk dat laatste. Zelfs bij een interventie als School2Care, waar ik op zich enthousiast over ben, is het risico dat jongeren toch weer uit het reguliere onderwijssysteem raken. We moeten toe naar een vorm waarbij jongeren zoveel mogelijk op de eigen school kunnen blijven, met extra ondersteuning en begeleiding waar dat nodig is.

Ik ben heel blij met wat we in Amsterdam bij Toptrajecten doen. Daar hebben we een team van hulpverleners, docenten uit het speciaal onderwijs en gedragswetenschappers die als het nodig is worden ingevlogen om een jongere en het gezin en, heel belangrijk, ook zijn school extra te ondersteunen. Vooral de betrokkenheid van docenten uit het speciaal onderwijs werkt: die zijn heel goed in staat om de kloof tussen zorg en onderwijs te overbruggen.'

Denk je dat reguliere scholen blij zijn met die extra begeleiding?
'Ik kan me voorstellen dat een docent in eerste instantie denkt: 'wat kom jij mij vertellen’? Voor zo'n grote klas staan is al uitdagend genoeg en dan komt dit er ook nog eens bij. Ik denk dat dat moet groeien. Dat je uiteindelijk elkaars expertise gaat waarderen, elkaars taal leert spreken en weet wat je aan elkaar hebt. In Amsterdam lukt dat in elk geval. Vaste gezichten zijn daarin ook belangrijk. En je moet reguliere scholen heel goed betrekken bij het overleg en het nadenken hierover.'

Ben jij er voor om speciaal onderwijs of speciale voorzieningen in de toekomst helemaal af te schaffen?
'Nee, want sommige jongeren gaan het gewoon niet redden in een grote klas van dertig mensen. Als je echt last hebt van een bepaalde stoornis zoals een ernstige vorm van autisme, dan is het ontzettend ingewikkeld om zoveel prikkels om je heen te hebben. Voor sommige jongeren werken speciale scholen heel goed, omdat ze kleinschaliger zijn, er meer ruimte is voor individuele begeleiding en een goede relatie met de docent. Daar moet voldoende financiering voor zijn.

Je kunt als speciale school ook samenwerken met reguliere scholen, zodat jongeren daar in elk geval bepaalde vakken kunnen volgen. Er zijn natuurlijk verschillende varianten mogelijk. Maar ik denk ook dat we veel kunnen voorkomen als we éérder in het reguliere onderwijs de hulpverlening betrekken, zoals bij Toptrajecten.’

Het belang van meer samenwerking tussen zorg en onderwijs lijkt langzaam vorm te krijgen in het beleid. Waarom nu pas?
'Voor iHUB is dit hét moment omdat wij alle verschillende expertises - onderwijs, jeugdhulp, ggz - nu onder één dak hebben. Dat haalt bepaalde financiële en juridische drempels weg. Vanuit de politiek is de boodschap ook steeds meer dat je onderwijs en zorg niet los van elkaar kunt zien. De wet Passend onderwijs is daar een voorbeeld van.

Maar heel lang waren het twee gescheiden werelden. Vanuit de zorg was je gewend om te focussen op de jongere en zijn gezin. Onderwijs was een losstaand geheel. Dat verwijt ik overigens niemand. Ik ben zelf opgeleid als orthopedagoog en op een gegeven moment kon je kiezen; of je gaat de jeugdzorg kant op, of je gaat je specialiseren in onderwijs. Ik vind dat opleidingen voor professionals veel meer aandacht moeten besteden aan de integratie van beide. Dat besef moet dáár beginnen.'

Welke partijen heb je nodig om die denkomslag te kunnen maken?
'Allereerst de samenwerkingsverbanden passend onderwijs. In Amsterdam heeft het samenwerkingsverband doelen gesteld rondom de samenwerking tussen het speciaal- en regulier onderwijs. Daar zijn verschillende projecten uitgerold, waaronder intensieve samenwerking tussen VSO en VO-scholen en de Toptrajecten. Een ambitieus samenwerkingsverband kan alle schoolbesturen committeren en zo echt iets in gang zetten.'

Hoe belangrijk is het om gemeentes hierin expliciet te betrekken?
'Gemeentes hebben we vanwege hun rol als financierder van jeugdhulp natuurlijk heel hard nodig. Het is heel belangrijk dat ook daar het kwartje gaat vallen: dat ook gemeentes gaan snappen dat je onderwijs en zorg niet meer los van elkaar kunt zien en gelukkig zie ik dit op veel plekken steeds meer ontstaan.

Hoe we dat gaan doen? Door er overal op te blijven hameren: 'heb je ook nagedacht over onderwijs?' Die vraag moeten we niet alleen aan beleidsbepalers of financiers stellen. Het is juist belangrijk dat óók bijvoorbeeld accountmanagers en mensen van de ict doordrongen zijn van het belang van onderwijs en zorg. Je hebt dat besef echt op alle niveaus nodig.'

Je vind het duidelijk belangrijk om mensen uit 'de praktijk' mee te nemen. Waarom? 
'Als je echt een denkomslag wil bewerkstelligen, moet iedereen aan boord zijn. Ik schrijf als onderzoeker een promotieonderzoek in het Engels en publiceer daarover in internationale tijdschriften. Prima. Maar daarmee verander ik in principe nog niets in de praktijk.

Het besef dat zorg en onderwijs één zijn, moet landen op alle niveaus. Niet alleen in de Engelstalige literatuur. Daarom hou ik niet alleen presentaties voor beleidsbepalers maar voor allerlei soorten teams, binnen en buiten iHUB.'

Wat hoop je dat jullie over tien jaar met elkaar hebben bereikt?
'Mijn droomplaatje is dat we iedere jongere in zijn eigen omgeving kunnen ondersteunen: thuis, in zijn eigen netwerk of op school. Dat we ambulante teams hebben die de omgeving van het kind ondersteunen om dat voor elkaar krijgen. En vooral dat het afgelopen is met het steeds opnieuw doorsturen van jongeren van de ene naar de andere school en de ene naar de andere groep.

Ik zou daarvoor weleens willen kijken hoe ze dat in Scandinavische landen doen. Daar zijn ze al heel lang bezig met inclusief onderwijs, waarbij kinderen zo min mogelijk naar speciaal onderwijs of speciale voorzieningen worden doorverwezen. Ik ben heel erg benieuwd naar de effecten daarvan en hoe ze dat voor elkaar hebben gekregen.'